week terug
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: week terug (hulp, bestand)
Woordafbreking
- week te·rug
Werkwoord
vervoeging van |
---|
terugwijken |
week terug
- enkelvoud verleden tijd van terugwijken
- Ik week terug.
- Jij week terug.
- Hij, zij, het week terug.
- Ik week terug.