wallingant

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wal·lin·gant
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wallingant wallinganten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de wallingantm

  1. (België) voorvechter van Wallonië of de belangen van franstaligen
    • José Happart had met zijn spectaculaire stunt intussen een klinkende naam verworven, maar tegelijk ook de ware aard van zijn karakter blootgelegd. (…) De Voerense fruitboer besefte dat hij, om zich te kunnen onderscheiden van de Waalse politici, moest uitgroeien tot het symbool van het Waalse verzet tegen het machtig geworden Vlaanderen, tot een brutale wallingant die de leidinggevende kringen in het land provoceerde. [2]
Synoniemen

Gangbaarheid

6 % van de Nederlanders;
27 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen