vrijvecht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vrij·vecht

Werkwoord

vervoeging van
vrijvechten

vrijvecht

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vrijvechten
    • ... dat ik vrijvecht. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vrijvechten
    • ... dat jij vrijvecht. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vrijvechten
    • ... dat hij vrijvecht.