vrijvalt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vrij·valt

Werkwoord

vervoeging van
vrijvallen

vrijvalt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vrijvallen
    • ... dat jij vrijvalt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vrijvallen
    • ... dat hij vrijvalt. 

Gangbaarheid