vrijkochten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vrij·koch·ten

Werkwoord

vervoeging van
vrijkopen

vrijkochten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van vrijkopen
    • ...dat wij vrijkochten. 
    • ...dat jullie vrijkochten. 
    • ...dat zij vrijkochten.