vooruitdacht
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- voor·uit·dacht
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vooruitdenken |
vooruitdacht
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van vooruitdenken
- ... dat ik vooruitdacht.
- ... dat jij vooruitdacht.
- ... dat hij, zij, het vooruitdacht.
- ... dat ik vooruitdacht.