voortplant
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: voortplant (hulp, bestand)
Woordafbreking
- voort·plant
Werkwoord
vervoeging van |
---|
voortplanten |
voortplant
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortplanten
- ... dat ik voortplant.
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortplanten
- ... dat jij voortplant.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortplanten
- ... dat hij voortplant.