voortbrodeer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- voort·bro·deer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
voortbroderen |
voortbrodeer
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortbroderen
- ... dat ik voortbrodeer.
vervoeging van |
---|
voortbroderen |
voortbrodeer