voorprogrammeerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·pro·gram·meer·de

Werkwoord

vervoeging van
voorprogrammeren

voorprogrammeerde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van voorprogrammeren
    • ... dat ik voorprogrammeerde. 
    • ... dat jij voorprogrammeerde. 
    • ... dat hij, zij, het voorprogrammeerde.