volzoog

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vol·zoog

Werkwoord

vervoeging van
volzuigen

volzoog

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van volzuigen
    • ... dat ik volzoog. 
    • ... dat jij volzoog. 
    • ... dat hij, zij, het volzoog. 

Gangbaarheid