voltigeer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vol·ti·geer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
voltigeren |
voltigeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voltigeren
- Ik voltigeer.
- gebiedende wijs van voltigeren
- Voltigeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voltigeren
- Voltigeer je?