vioolspeelde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vi·ool·speel·de

Werkwoord

vervoeging van
vioolspelen

vioolspeelde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van vioolspelen
    • ... dat ik vioolspeelde. 
    • ... dat jij vioolspeelde. 
    • ... dat hij, zij, het vioolspeelde.