vignet

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vig·net
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘boekversiering, embleem’ voor het eerst aangetroffen in 1520 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord vignet vignetten
verkleinwoord vignetje vignetjes

Zelfstandig naamwoord

het vigneto

  1. sticker ter indicatie dat men rechten heeft die uit een betaling voortvloeien
  2. fabrieks- of handelsmerk
  3. tekeningetje of prentje dat in boeken ter versiering wordt aangebracht
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen