verzwijg

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·zwijg

Werkwoord

vervoeging van
verzwijgen

verzwijg

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verzwijgen
    • Ik verzwijg. 
  2. gebiedende wijs van verzwijgen
    • Verzwijg! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verzwijgen
    • Verzwijg je?