verzwelg
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·zwelg
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verzwelgen |
verzwelg
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verzwelgen
- Ik verzwelg.
- gebiedende wijs van verzwelgen
- Verzwelg!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verzwelgen
- Verzwelg je?