veruiterlijk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·ui·ter·lijk
Werkwoord
vervoeging van |
---|
veruiterlijken |
veruiterlijk
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van veruiterlijken
- Ik veruiterlijk.
- gebiedende wijs van veruiterlijken
- Veruiterlijk!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van veruiterlijken
- Veruiterlijk je?