versprong

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·sprong

Werkwoord

vervoeging van
verspringen

versprong

  1. enkelvoud verleden tijd van verspringen
    • Ik versprong. 
    • Jij versprong. 
    • Hij, zij, het versprong. 
Verwante begrippen

Werkwoord

vervoeging van
verspringen

versprong

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van verspringen
    • ... dat ik versprong. 
    • ... dat jij versprong. 
    • ... dat hij, zij, het versprong.