versificeerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·si·fi·ceer·de

Werkwoord

vervoeging van
versificeren

versificeerde

  1. enkelvoud verleden tijd van versificeren
    • Ik versificeerde. 
    • Jij versificeerde. 
    • Hij, zij, het versificeerde.