Naar inhoud springen

versificeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·si·fi·ceer

Werkwoord

vervoeging van
versificeren

versificeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van versificeren
    • Ik versificeer. 
  2. gebiedende wijs van versificeren
    • Versificeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van versificeren
    • Versificeer je?