verpaardde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: verpaardde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ver·paard·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verpaarden |
verpaardde
- enkelvoud verleden tijd van verpaarden
- Ik verpaardde.
- Jij verpaardde.
- Hij, zij, het verpaardde.
- Ik verpaardde.