vermom

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·mom

Werkwoord

vervoeging van
vermommen

vermom

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vermommen
    • Ik vermom. 
  2. gebiedende wijs van vermommen
    • Vermom! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vermommen
    • Vermom je?