vermijd

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·mijd

Werkwoord

vervoeging van
vermijden

vermijd

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vermijden
    • Ik vermijd. 
  2. gebiedende wijs van vermijden
    • Vermijd! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vermijden
    • Vermijd je?