verinnerlijking

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·in·ner·lij·king
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verinnerlijking verinnerlijkingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de verinnerlijkingv [1]

  1. het zich eigen maken van iets
     Door deze verinnerlijking betrekt de geest zich in het lichamelijke op zichzelf.[2]
     Een veelgehoorde term in dit verband was in die tijd 'verinnerlijking' van het milieuprobleem.[3]



Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Valentijn Meininger
    “Vertoog over de liefde” (1987), Het Spectrum op Wikipedia, ISBN 9027418063
  3. Jacqueline Cramer
    “Milieu” (2014), Amsterdam University Press op Wikipedia, ISBN 9789089647061