verindisch

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·in·disch

Werkwoord

vervoeging van
verindischen

verindisch

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verindischen
    • Ik verindisch. 
  2. gebiedende wijs van verindischen
    • Verindisch! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verindischen
    • Verindisch je? 

Gangbaarheid