vergoddelijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·god·de·lijk

Werkwoord

vervoeging van
vergoddelijken

vergoddelijk

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vergoddelijken
    • Ik vergoddelijk. 
  2. gebiedende wijs van vergoddelijken
    • Vergoddelijk! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vergoddelijken
    • Vergoddelijk je?