vergemakkelijkten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·ge·mak·ke·lijk·ten

Werkwoord

vervoeging van
vergemakkelijken

vergemakkelijkten

  1. meervoud verleden tijd van vergemakkelijken
    • Wij vergemakkelijkten. 
    • Jullie vergemakkelijkten. 
    • Zij vergemakkelijkten.