vergemakkelijkten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·ge·mak·ke·lijk·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vergemakkelijken |
vergemakkelijkten
- meervoud verleden tijd van vergemakkelijken
- Wij vergemakkelijkten.
- Jullie vergemakkelijkten.
- Zij vergemakkelijkten.
- Wij vergemakkelijkten.