verdisconteer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·dis·con·teer

Werkwoord

vervoeging van
verdisconteren

verdisconteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verdisconteren
    • Ik verdisconteer. 
  2. gebiedende wijs van verdisconteren
    • Verdisconteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verdisconteren
    • Verdisconteer je?