verbeidde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·beid·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verbeiden |
verbeidde
- enkelvoud verleden tijd van verbeiden
- Ik verbeidde.
- Jij verbeidde.
- Hij, zij, het verbeidde.
- Ik verbeidde.
vervoeging van |
---|
verbeiden |
verbeidde