vastgoedbranche

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vast·goed·bran·che
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vastgoedbranche vastgoedbranches
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vastgoedbranchev / m

  1. bedrijfstak die zich richt op het exploiteren van huizen en gebouwen
     Wel neemt de rechter het kwalijk dat Stroink altijd hoog opgaf over integriteit en dat hij zichzelf "het geweten van de vastgoedbranche" noemde. "De realiteit is volgens de rechtbank heel anders. De omkoopconstructie was zo geraffineerd opgezet dat ontdekking nagenoeg uitgesloten was."[1]
     Ook hield de bank onvoldoende rekening met de extra risico's bij bedrijven of ondernemers uit onder meer de autobranche en de vastgoedbranche, terwijl er volgens de ACPR extra kans op witwassen is deze sectoren.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 29 september 2022 Weblink bron “Vastgoedondernemer krijgt taakstraf voor omkopen Google-baas” (Donderdag 22 november 2018), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 29 september 2022 Weblink bron “ING krijgt boete van 3 miljoen euro in Frankrijk” (Dinsdag 2 maart 2021), NOS