valuteer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- va·lu·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
valuteren |
valuteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van valuteren
- Ik valuteer.
- gebiedende wijs van valuteren
- Valuteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van valuteren
- Valuteer je?
Gangbaarheid
- Het woord valuteer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.