unionist

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uni·o·nist
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord unionist unionisten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de unionistm

  1. voorstander van een unie: met name die mensen in Noord-Ierland die een voorstander zijn van de unie met Groot-Brittannië
    • De Europese Unie, inclusief de republiek Ierland, staat op een regeling waarbij Noord-Ierland binnen de vrijhandelszone van de EU blijft. Ierland is om economische en politieke redenen fel gekant tegen een eventuele ’echte grens’ tussen de republiek en het Britse deel van Ulster. Maar voor de Noord-Ierse pro-Britse Unionisten is elke barrière tussen Noord-Ierland en de rest van het Verenigd Koninkrijk een gruwel. [2] 
    • Ook de unionisten van DUP zien geen heil in het plan, omdat Noord-Ierland onder de „backstop”-verzekeringsclausule een aparte status krijgt (waarmee ze van Belfast een Singapore aan de Ierse zee kunnen maken, maar dat terzijde!). De Schotten vinden juist dat zij ook zo’n status zouden moeten krijgen, zij stemden immers tegen Brexit. Chaos alom. [3] 
    • De ’Real IRA’ of de Nieuwe IRA heeft er volgens de krant The Irish Independent nooit een geheim van gemaakt de verwarring rond de Brexit graag te gebruiken. Republikeinen willen Noord-Ierland bij de republiek voegen en unionisten willen Brits blijven. [4] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

68 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Telegraaf 15 okt. 2018 May gaat iets zeggen over brexit-impasse
  3. De Telegraaf STEFAN KOOPMAN 07 dec. 2018 Column: May’s miscalculatie
  4. De Telegraaf 21 jan. 2019 Weer bomalarm in Londonderry
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be