unheimisch
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: unheimisch (hulp, bestand)
Woordafbreking
- un·hei·misch
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘onheilspellend’ voor het eerst aangetroffen in 1880 [1]. In het Duits zelf een verouderd synoniem van unheimlich ("niet thuis").[2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | unheimisch | unheimischer | |
verbogen | unheimische | unheimischere | |
partitief | unheimisch | unheimischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
unheimisch
- beklemmend, onbehaaglijk, naar
- Ik krijg er een unheimisch gevoel bij.
Gangbaarheid
- Het woord unheimisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "unheimisch" herkend door:
71 % | van de Nederlanders; |
30 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "unheimisch" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ http://taaladvies.net/taal/advies/vraag/826/
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be