Naar inhoud springen

uitziekte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·ziek·te

Werkwoord

vervoeging van
uitzieken

uitziekte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitzieken
    • ... dat ik uitziekte. 
    • ... dat jij uitziekte. 
    • ... dat hij, zij, het uitziekte.