uitleefden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: uitleefden (hulp, bestand)
Woordafbreking
- uit·leef·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitleven |
uitleefden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uitleven
- ...dat wij uitleefden.
- ...dat jullie uitleefden.
- ...dat zij uitleefden.
- ...dat wij uitleefden.