Naar inhoud springen

uitklaarden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·klaar·den

Werkwoord

vervoeging van
uitklaren

uitklaarden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uitklaren
    • ...dat wij uitklaarden. 
    • ...dat jullie uitklaarden. 
    • ...dat zij uitklaarden. 

Gangbaarheid