uitbleven
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- uit·ble·ven
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitblijven |
uitbleven
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uitblijven
- ...dat wij uitbleven.
- ...dat jullie uitbleven.
- ...dat zij uitbleven.
- ...dat wij uitbleven.