trouwens

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trou·wens
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bijwoord van modaliteit: overigens’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1541 [1]

Bijwoord

trouwens

  1. overigens, in werkelijkheid, in waarheid, in zekerheid
    • Hij is trouwens de leider van het team geworden. 
     Mijn kinderen staan trouwens absoluut niet te trappelen om zelf ook lange wandelingen te gaan maken.[2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen