trompetterde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trom·pet·ter·de

Werkwoord

vervoeging van
trompetteren

trompetterde

  1. enkelvoud verleden tijd van trompetteren
    • Ik trompetterde. 
    • Jij trompetterde. 
    • Hij, zij, het trompetterde.