treiterde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- trei·ter·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
treiteren |
treiterde
- enkelvoud verleden tijd van treiteren
- Ik treiterde.
- Jij treiterde.
- Hij, zij, het treiterde.
- Ik treiterde.
vervoeging van |
---|
treiteren |
treiterde