transfigureerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- trans·fi·gu·reer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
transfigureren |
transfigureerden
- meervoud verleden tijd van transfigureren
- Wij transfigureerden.
- Jullie transfigureerden.
- Zij transfigureerden.
- Wij transfigureerden.