toiletteerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toi·let·teer·de

Werkwoord

vervoeging van
toiletteren

toiletteerde

  1. enkelvoud verleden tijd van toiletteren
    • Ik toiletteerde. 
    • Jij toiletteerde. 
    • Hij, zij, het toiletteerde.