toiletteerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- toi·let·teer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
toiletteren |
toiletteerde
- enkelvoud verleden tijd van toiletteren
- Ik toiletteerde.
- Jij toiletteerde.
- Hij, zij, het toiletteerde.
- Ik toiletteerde.
vervoeging van |
---|
toiletteren |
toiletteerde