toevielen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·vie·len

Werkwoord

vervoeging van
toevallen

toevielen

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van toevallen
    • ...dat wij toevielen. 
    • ...dat jullie toevielen. 
    • ...dat zij toevielen.