toerustten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·rust·ten

Werkwoord

vervoeging van
toerusten

toerustten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van toerusten
    • ...dat wij toerustten. 
    • ...dat jullie toerustten. 
    • ...dat zij toerustten.