testeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tes·teer

Werkwoord

vervoeging van
testeren

testeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van testeren
    • Ik testeer. 
  2. gebiedende wijs van testeren
    • Testeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van testeren
    • Testeer je? 

Gangbaarheid