terugdachten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- te·rug·dach·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
terugdenken |
terugdachten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van terugdenken
- ...dat wij terugdachten.
- ...dat jullie terugdachten.
- ...dat zij terugdachten.
- ...dat wij terugdachten.