terugbetaalden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·rug·be·taal·den

Werkwoord

vervoeging van
terugbetalen

terugbetaalden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van terugbetalen
    • ...dat wij terugbetaalden. 
    • ...dat jullie terugbetaalden. 
    • ...dat zij terugbetaalden.