terroriseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ter·ro·ri·seer

Werkwoord

vervoeging van
terroriseren

terroriseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terroriseren
    • Ik terroriseer. 
  2. gebiedende wijs van terroriseren
    • Terroriseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terroriseren
    • Terroriseer je?