tekortschoot

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·kort·schoot

Werkwoord

vervoeging van
tekortschieten

tekortschoot

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van tekortschieten
    • ... dat ik tekortschoot. 
    • ... dat jij tekortschoot. 
    • ... dat hij, zij, het tekortschoot.