tandenknarsten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tan·den·knars·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
tandenknarsen |
tandenknarsten
- meervoud verleden tijd van tandenknarsen
- Wij tandenknarsten.
- Jullie tandenknarsten.
- Zij tandenknarsten.
- Wij tandenknarsten.