tandenknars
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: tandenknars (hulp, bestand)
Woordafbreking
- tan·den·knars
Werkwoord
vervoeging van |
---|
tandenknarsen |
tandenknars
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tandenknarsen
- Ik tandenknars.
- gebiedende wijs van tandenknarsen
- Tandenknars!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tandenknarsen
- Tandenknars je?